Het nationaal park Drentsche en Friese Wold is een van het grootste aaneengesloten natuurreservaten van de Lage Landen. Het omvangrijke bos is het op één na grootste bos van Nederland. De vele gezichten van de natuur bestaan uit heidevelden, stuifduinen, vennen en het beekdal van Vledder A. Het plaatje wordt compleet gemaakt met de kudde grazende schapen, de cultuurhistorische esdorpen, de grafheuvels en de hunebedden.
Voor het ontstaan van het landschap in het nationaal park Drentsche en Friese Wold moeten we terug naar de grote ijstijden waarin water, ijs en wind vrij spel hadden. Het begon met het schuivende ijs uit noorden dat keien meenam en stuwwallen en een laag potklei vormde. Daarna was het de beurt aan de wind. De wind zorgde voor uitgestrekte zandvlakten met stuifduinen. Dit is vandaag de dag nog goed zichtbaar op het Aekingerzand, een stuifzandvlakte in het nationaal park. Het klimaat werd warmer. Door het smeltende ijs vormden zich overal vennen waarin laagveen groeide. De stroomdalen waren de ideale plekken voor de vorming van moerasbossen en grasvelden. Op de schrale zandgronden ontwikkelden zich uitgestrekte heidevelden.
In de Middeleeuwen begon de mens intensief van de landbouw te leven. De bossen werden gekapt voor hout en om akkervelden. Door de groei van de bevolking ontstonden esdorpen tussen de stroomdalen en de hoge zandruggen waarop de essen (de akkercomplexen) lagen. Zo leefde men van landbouw, in harmonie met de natuur.
Helaas heeft de modernisering van de landbouw het verlies van de vele natuurlijke gezichten van het landschap met zich meegebracht. De introductie van kunstmest en de verkaveling van het landschap zijn goede voorbeelden hiervan.
Na het intensieve ontginnen door de jaren heen zag men uiteindelijk toch de waarde in van het unieke landschap. Daarom werd het gebied in 2000 aangewezen als Nationaal Park. Onder deze status kunnen de beheerders van het gebied de natuur weer herstellen naar haar oorspronkelijke vorm. De cultuurhistorische sporen kunnen intact blijven, terwijl de natuur geleidelijk aan herstelt.
Herstelwerkzaamheden gebeuren op strategische plekken van het Nationaal Park. De stuifzandvlaktes kregen meer ruimte, zodat ze weer kunnen stuiven. De bomen in het voormalige productiebos hebben meer ruimte gekregen, waardoor ze een grotere kans hebben om langer te leven en groter te worden. Op de heidevelden mogen de typisch Drentse heideschapen grazen. Op die manier houden ze de conditie van de heide in stand.
De oevers van de vennen, sommige heidevelden en het beekdal van de Vledder Aa worden periodiek geplagd. Hierdoor is er meer plek voor de groei van planten, die op hun beurt weer dieren aantrekken.